In het land van Tasman 3

20 januari 2014 - Abel Tasman National Park, Nieuw-Zeeland

Trampen is eerder een kwestie van instelling dan fitheid. Gisteren kwam ik niet vooruit omdat ik telkens tegen onverwachte heuvels opliep. Vandaag heb ik me voorgenomen niets te verwachten. Als ik klim, dan doe ik dat. Als ik daal, is het ook goed. Zo’n 13 kilometer moet ik via Moa Park naar Castle Rocks Hut overbruggen en dat haal ik makkelijk in een dag. Gisteravond was ik zo moe en geïrriteerd dat ik overwoog de wandeling af te breken. Vandaag ben ik klaar voor de volgende etappe.

Ik eet wat noodles voor ontbijt. Het is steeds weer een uitdaging te zorgen dat ik genoeg eten bij me heb. Het is bijna een wetenschap. Ontbijt en avondeten, lunch voor onderweg. En dan nog wat lekkers om in de hut te kunnen eten bij een goed boek. Meestal komt het neer op pastavoer en noodles met mueslirepen voor tussendoor. Verder soep en chocolademelk en pinda’s. 

Ik vertrek samen met Ruth, maar ik weet dat ze me snel achter zich zal laten. En Malcolm zal me ook wel inhalen. Ach, het maakt me niet uit. Ze zeggen allebei dat ze ook langzaam zijn, maar daar zie ik niets van. Ik heb maar een doel: de volgende hut halen voor het donker is. En als ik alle pauzes van gisteren niet meetel, moet dat lukken. 

Wat loopt het lekker als je niets verwacht. Ik zou dit pad saai moeten vinden, want er is alleen bos. Bos heeft de neiging eentonig te worden na een tijdje. Dat ligt aan de bomen, want die lijken op elkaar. Ze staan elkaar in de weg en proberen zo snel mogelijk het licht te bereiken. Als ze konden, zouden ze op elkaars schouders klimmen. 

Maar vandaag loop ik en houd ik me verder met niets bezig. Ruth heeft me inderdaad achtergelaten, zodat ik rustig mijn eigen tempo kan lopen. Soms haal ik haar weer even in, als ze pauze houdt. Met mijn snelheid heb ik geen pauzes nodig...

Ik maak bijna geen foto’s (vandaar deze fotoloze blog…), een mooi verschil met de dagen beneden aan de kust. Malcolm haalt me in, ik houd hem een stukje bij en laat hem dan gaan. Dit estafettespel werkt afwisselend. Bij Moa Park haal ik hem weer in en zeker een uur lang praten we over politiek. Ik heb het gevoel alle tijd van de wereld te hebben. Ik vul mijn fles met beekwater en loop verder. 

Bijna ongemerkt ben ik vandaag tot boven de 1000 meter gestegen en nu daal ik weer af naar 800 meter. Net zo ongemerkt bereik ik plotseling de hut. Vol goeie moed loop ik het pad af, denkend dat ik er nog lang niet ben (zonder me daar zorgen over te maken) en daar is plotseling de open plek. Ik ben een half uur sneller dan op het bordje stond en op de veranda zitten Ruth en Malcolm met elkaar te praten. 

Ik trek mijn wandelschoenen uit en op mijn slippers loop ik naar de rotsen die de hut zijn naam hebben gegeven. Dat is niet zo handig, want het pad is slipperig en steil. Ik glij uit en verzwik mijn enkel. Typisch, dat soort dingen gebeurt altijd nadat ik de hut heb bereikt. Vanaf de rotsen heb ik een aardig uitzicht over de kust, maar het is geen enkeltje waard...

De hut is klein, maar acht mensen passen erin. Voor ons drieën is het precies genoeg. Ik slaap boven, met vier matrassen voor mezelf. Zo’n groot bed heb ik nog nooit gehad! De buslading Japanners die we elkaar hebben wijsgemaakt, blijft gelukkig weg. Alleen een wilde weka houdt ons gezelschap.

De laatste dag. De zucht om beneden te komen waar een pizza op me wacht, is bijna ondraaglijk. Het klinkt misschien raar, maar het beloofde land aan de andere kant van de woestijn bestaat echt. Na dagen van ontbering weer even van de luxe van het leven mogen genieten is heerlijk. Misschien heb ik dat al wel vaker gezegd...

Ik probeer de weka op de foto te zetten. Weka’s kunnen niet vliegen en zijn erg nieuwsgierig (of beter gezegd brutaal), dus zijn ze makkelijk te fotograferen. Vogels hebben in dit land na bijna 200 jaar nog steeds niet geleerd bang te zijn voor mensen. Dat is een beetje dom, want mensen betekenen honden, katten, ratten, possums en andere rotbeesten die alles opvreten dat niet wegloopt.  

Het zware werk van de afgelopen dagen doet me goed. Dit is het ware trampen, waar geen slippers aan te pas komen. Hier heb je niets dan het pad zelf om het spannend te houden, de wortels om over te struikelen, de modder om in te verzinken, de rotsen om over uit te glijen. En ik hoef voorlopig geen uitzicht te verwachten om me af te leiden. 

Pas bij Holyoake Clearing zie ik de kust. Ik rust er even uit, wetend dat er nog 500 meter over zijn. Ik ben wel al op de helft en sneller dan de planning. Die pizza zit wel goed. Het is nog zo’n drie uur naar beneden en pas rond twaalf uur. Om vier uur vertrekt de bus, dus dat laat een uur om mijn laatste geld uit te geven aan die pizza waar ik maar over door blijf zeuren.

Het pad blijft even steil, maar dan verandert het in een mooi breed pad zoals ik gewend ben van het kustpad. Vanaf hier loopt het geleidelijk naar beneden langs kale toppen, waar vandaan ik de kust beneden me kan zien flonkeren. Het is hier heet, wat ik goed merk op mijn blote hoofd. Mijn zoveelste pet ligt ergens in een hut. Best jammer, want het was mijn Tasmaanse. 

Eindelijk beneden. Wat me meteen opvalt (en irriteert) is al die mensen op slippers die denken dat ze zomaar even over mijn wandelpad mogen lopen. Wat denken ze wel. Wat me ook tegenvalt is dat ze me niet vol ontzag aankijken. Zien ze niet dat hier een serieuze tramper loopt, die net in zes dagen de Tasman Circuit heeft voltooid? Ze zouden mijn voeten moeten kussen, mijn lijf moeten balsemen, mij tot hun keizer moeten kronen! 

Ik loop twee uur te vroeg Marahau binnen en wacht, genietend van een vegaburger (pizza doen ze niet zo vroeg), op de bus. 

Die avond eet ik alsnog pizza. Ik haal ‘m bij de pizzahut, omdat verder alles dicht is. Een jongen drentelt voor de deur rond. Later komt hij naast me zitten en vertelt me dat hij geld nodig heeft om naar Wellington te komen. Daar wacht ‘m een goedbetaalde baan. Geen idee waarom hij me dit vertelt. Wil hij het geld van mij? Als het waar is, zal iemand hem vast het geld wel willen lenen...

Ik blijf een dagje in Nelson en vertrek dan richting Collingwood. Een mooi verhaal voor de volgende keer.

Foto’s

2 Reacties

  1. Inge van Maarseveen:
    3 februari 2014
    Hoi Ruud,
    Ik snap er niks van dat die lui je voeten niet gekust hebben of je tot keizer hebben gekroond, laat staan je lijf hebben gebalsemd of gemasseerd, net wat jij het lekkerste vindt...... Zijn ze nou helemaal belazerd. Hang voortaan een bordje om, zodat ze kunnen zien wat je aan het doen bent. Anders word je nooit een keizer....
    Ik kan nu al genieten van je volgende verhaal....
    Doe je voorzichtig? Een verzwikte enkel of zoiets kun je er nu niet bij hebben hoor.

    Liefs,
    Inge
  2. Arjan van etten:
    6 februari 2014
    hoi Ruud,

    Mooie verhalen. Ik ben nu al benieuwd naar het vervolg.

    Groetjes, Arjan.