Niets dan goeds over de Belgen

21 maart 2014 - Stewart Island, Nieuw-Zeeland

Bluff is geweldig. Bluff is verreweg het lelijkste dorp op de mooiste plek (die combinatie is belangrijk) van Nieuw-Zeeland. Bluff ligt aan de voet van een heuvel en kijkt uit over z’n eigen lagune. Als je de heuvel beklimt, zie je aan de andere kant van Foveaux Strait Stewart Island liggen. Voor toeristen is dit de enige reden om Bluff te bezoeken. Voor mij geldt hetzelfde. Zeven jaar geleden beklom ik de heuvel, dook onder in bunkers (gebouwd uit angst voor de Russen), keek uit over de Strait en wist dat aan de andere kant iemand op me wachtte. 

Het hostel (een bont geschilderd voormalig postkantoor) hangt aan elkaar van bij elkaar gespaarde bedden. Ik slaap in een spartaans gemeubileerde kamer voor mezelf. Het bed zakt een beetje in, maar ik zal er lekker slapen. Goedkoop slapen heeft een paar voordelen: ik slaap op plekken waar de gemiddelde toerist niet komt en ik loop tegen interessante mensen aan. Sommigen zijn jonge backpackers, anderen uitgewerkte (maar niet uitgeleefde) bejaarden. En zo nu en dan zit er een middelbare man tussen, die zijn leven een andere wending probeert te geven. Soms is het iemand op de vlucht voor de keuzes die hij eerder maakte. Ik kijk van een afstand, soms voel ik me een toeschouwer die verhalen toegeworpen krijgt (als een hond met een bot zo blij).  

Ik laat mijn fiets en de meeste spullen achter in het hostel. Ik neem vandaag een boot naar het eiland, dan een watertaxi naar een afgelegen rivier en loop dan 15 kilometer naar een hut bij een strand. Het is een reis waarbij ik alleen de nodige spullen bij me wil hebben. In de praktijk valt dat nog tegen. Ik heb weinig kleding nodig voor twee dagen, maar dat vullen we dan wel weer op met eten. Ik heb pinda’s, koekjes, een stuk Parmezaan, pasta, noodles, fruit en mueslirepen bij me. Het laatste avontuur wordt een feestje.

Mooi P1017771

Foveaux Strait staat bekend om zijn woedende karakter. De Tasmanzee en de South Pacific botsen hier genadeloos op elkaar, met golven smijtend alsof er niets aan is. En geen van beiden is ooit van plan op te geven, dat ligt niet in de aard van water. De veerboot hotst en botst op de golven, soms een val van twee meter makend als Foveaux zich even laat gelden. 

Ik zit naast Ocean en haar zijïge vriendje, die toevallig op dezelfde dag richting Stewart gaan. Ocean kan toevallig niet zo goed tegen het hotsen van de boot en neemt voor de zekerheid maar een zakje. Ik merk zelf ook dat mijn maag een beetje in opstand komt, maar ik houd me groot. Voor de grap noemt mr. Amaaaaaazing Ocean een beetje dik. Nou is ze best een leuk meisje en die noem je nu eenmaal nooit dik. Hij vindt dat een grapje moet kunnen. Maar zeg nou zelf, de omvang van een vrouwenlijf is niet om mee te spotten...

Het is een mooi weerzien met het eiland. Zeven jaar geleden werd ik opgewacht door Eva, een Belgische die ik op een wandeling was tegengekomen. Samen zouden we het eiland gaan verkennen. Ik weet nu nog niet wat er fout ging, maar een dag later was de liefde over. Om het te verwerken besloot ik tien dagen door de modder te lopen langs de Noord-Westkust van het eiland. Het werd de mooiste wandeling die ik ooit deed. Ik neem de Belgen niets kwalijk...

Het is een les die ik altijd bij me draag. Als ik iets vervelends meemaak op een specifieke plek, ga ik later terug om de plek te herclaimen. Een plaats kan vervelende herinneringen met zich meedragen, waardoor ik er niet graag terugkeer. Door het toch te doen en de vervelende door een prettige herinnering te vervangen, eis ik de plaats voor me op en denk er niet meer met gemengde gevoelens aan terug. 

Ik moet wachten tot hoogwater voor ik de boot naar Freshwater Landing kan nemen. Dat is pas om drie uur, dus zit ik twee uur lang met mijn computer op schoot onder een afdakje te typen. Ik heb inmiddels meer dan vijf maanden geblogd, nog vier weken en ook die klus zit er weer op. Zo’n blog bijhouden is leuk, maar er gaat veel tijd in zitten. En toch zou ik het zo weer doen. Het idee dat er een halve wereld weg mensen meeleven met wat ik meemaak, het zorgt ervoor dat mijn reis meer is dan een opeenvolging van snel vergeten gebeurtenissen. 

Ik breng mijn laptop naar het hostel waar ik de laatste nacht op Stewart zal slapen. Met mijn rugzak op mijn rug (wat is het ding zwaar voor twee dagen) loop ik over een lage heuvel naar Golden Bay. Even denk ik weer terug te zijn in Takaka, maar dat is onzin. Er kunnen best meerdere gouden baaien zijn. 

Mooi P1018089

Stewart heet eigenlijk Rakiura, wat Gloeiende Luchten betekent. Op de een of andere manier klinkt dat niet zo poëtisch. Glowing Skies is beter. Zoveel baaien en stranden hier werden naar het licht genoemd. Half Moon Bay, Golden Bay, Hellfire Beach. Vooral die laatste spreekt tot de verbeelding, alsof je vanaf het strand rechtstreeks over het water de hel binnen kunt lopen. Dit was het strand waar in de negentiende eeuw misdadige walvisjagers en zeehondenstropers aan hun lot werden overgelaten. Als men dan een paar maanden later de botten op kwam halen, was er vaak niets meer van de mannen over. Ze waren vergaan in het Hellevuur... 

Mooi P1018070

Ik weet dat het onzin is, want ik heb de gloeiende luchten van Stewart gezien. Maar met zo’n naam vraag je om verhalen. In de Gouden Baai glijdt om 3 uur het kleine bootje van Ian langs de aanlegsteiger. Hij zal me naar Fresh Water Landing brengen. 

Het bootje stuitert gelukkig niet al te veel op de golven. We varen door Paterson Inlet, een enorme inham tussen Noord- en Zuid-Stewart. Het is alsof iemand een flinke hap uit het eiland heeft genomen. Stewart is dan wel het kleinste van de drie belangrijkste eilanden van Nieuw-Zeeland, het is nog altijd zo’n zestig bij tachtig kilometer groot. En het overgrote gedeelte is onbewoond. Alleen wandelpaden ontsluiten een gedeelte van de kust en in Half Moon Bay ligt het kleine plaatsje Oban (genoemd naar het iets grotere stadje in Schotland, waarnaast het prachtige eiland Kerrera ligt. Ook een van mijn favoriete plekken op de planeet). 

Het is een wonder dat een eiland zo groot als een Nederlandse provincie vrijwel ontsnapt is aan de menselijke neiging tot ontsluiting. De mens in de 19e eeuw hield niet van wilde gebieden. Men was er niet op uit om te vernietigen, maar om toe te voegen, in cultuur te brengen, te ontginnen. Een paar boeren hebben het geprobeerd bij Mason Bay, maar in de jaren tachtig was dat over. Ooit was er een politicus die dorpjes wilde bouwen langs de kust, maar ook dat is nooit van de grond gekomen. En nu is Steward een wildernis met een cultuurpuistje op z’n neus.

We varen langzaam aan, want het water staat nog niet hoog genoeg. Ik kan de bodem door het heldere water heen zien. Het staat nauwelijks een halve meter hoog. Ik zou zo naar de kust kunnen lopen. Overal om me heen zie ik de groene, onbedorven heuvels van Stewart, die met rotsige tenen in het water steken. Het is moeilijk te geloven dat er niets is, zolang je een vogelnest, een jagerskamp en wat herten niet meetelt. 

Bij Fresh Water River geeft Ian gas. Een eiland is pas serieus als het rivieren heeft en Stewart heeft er zat. Fresh Water is net een junglerivier met wilde begroeiïng langs de oevers. Er zouden bevers kunnen leven tussen de wortels, otters die schelpen openbikken met een steen op hun buik, een eenzame eland die op hoge poten door de modder ploetert. Maar hier leven alleen vogels. Wat er aan zoogdier rondloopt, is er door mensen binnengelaten.

Bij Fresh Water Landing klim ik uit de boot op de steiger. Het voelt goed om weer even tussen de bomen te zijn, met een flink aantal kilometers om mijn voeten op te warmen. Het is geen moeilijke wandeling. Ooit werd het pad aangelegd om schapen van Mason Bay naar Fresh Water te brengen. Het is vlak, recht en maar een klein beetje modderig. De rest van het North West Circuit is veel erger. Ik herinner me momenten dat ik tot halverwege mijn dijen in de modder zakte. 

Ik probeer op mijn gemak te lopen, maar ik weet dat er een stuk Parmezaan in mijn tas zit. Ik had het ook niet mee moeten nemen, want nu ga ik haasten om bij de hut te komen. Die kaas is als een wortel voor mijn neus! Ik heb zo’n vier uur de tijd om er voor donker te komen. 

Het eerste gedeelte is behoorlijk modderig en bij de eerste plas maak ik de fout te proberen droog te blijven. Dit lukt namelijk nooit. Bij elke wandeling komt er een punt dat ik  wegglijd en het water in mijn schoenen voel lopen. De beste weg door de modder is recht door het midden. Je zinkt misschien tot aan je knieën weg, maar het is de snelste weg naar de overkant. 

Mooi P1017780

Het is het ongewisse waar ik bang voor ben. Het is de angst voor wat er op de bodem van een modderpoel leeft. Het zal misschien geen monster zijn, maar er is een onmetelijke diepte waar ik mezelf aan overlever. ik weet tenslotte nooit hoe diep ik weg zal zakken. Er zou zomaar een berenklem op de bodem kunnen liggen… Maar ik zie niets anders dan vogeltjes die in en uit de struiken duiken. 

Mooi P1017798

Naast het pad is een net kanaal gegraven. Ook vroeg in de 20e eeuw wist men al dat modder ontweken moest worden. Het lijkt me geen pretje om met duizend schapen vier uur door de modder te moeten ploeteren. Ik zou gek worden van al dat geblaat. Door dat kanaal heeft het water een uitweg, al zal het vast niet altijd werken. Het geeft te midden van al deze wildernis wel een vertrouwd gevoel. Hier waren eerder al mensen en ze zijn er nog steeds. Hier ben ik een klein beetje veilig. 

Mooi P1017803

De bomen vallen weg en ik loop via een lange planken pad door het moerassige hart van Stewart Island. 

Mooi P1017804

Na drie uur bereik ik de schaapsschuur en de Homestead. Het is een lief houten huisje, waar tegenwoordig DOC-personeel woont.

Mooi P1017805

Het moet wel een beetje eenzaam zijn geweest, zo ver van de werkelijke wereld. Naast Mason Bay een tweede boeren bedrijf, dus je had in ieder geval buren.

Mooi P1017828

De vrijwillige hutwarden gebruikt het voor onderdak, want wie wil er nou de hele dag met stinkende trampers opgescheept zitten (de foto's zijn overigens van de schapenhut, dus denk niet dat DOC-vrijwilligers zo slecht af zijn)? 

Mooi P1017829

Het duurt vijftien minuten voor ik de hut bereik. HIj zit behoorlijk vol, wat ik niet had verwacht. Naast twee gepensioneerde Amerikanen en wat jagers slaapt er een Groep met Gids. Ze werden vandaag per vliegtuig gebracht en lopen morgen naar Fresh Water Landing. Een bootritje verder en ze zijn weer thuis. Ik kan natuurlijk trots zijn en zeggen dat ik liever loop, maar ik heb geen idee of ik zo’n klein vliegtuigje wel veilig genoeg vind. Geef mij maar een flinke boeiing onder mijn kont, dat blijft vast beter hangen in de lucht.

Foto’s