Naar de Kribbeberg, deel 2

24 november 2013 - Mole Creek, Australië

 

MooiP1010095

Deloraine is misschien niet groot, maar er is genoeg te zien. Het centrum ligt langs een weg die vanuit een dal tegen een heuvel opklimt. Winkeltjes verkopen kunst en antiek. Gisteren heb ik al inkopen gedaan voor de Overland. Noodles, pasta, pinda’s en mueslirepen. Genoeg eten voor zeven dagen, het klinkt als een hele vracht maar valt mee.  Ik zou vaker zo boodschappen moeten doen, maar normaal houd ik geen rekening met hoe zwaar de bananen zijn. Nu telt elk grammetje. 

Ik wil vandaag voor ik vertrek zoveel mogelijk blogs publiceren. Ik loop telkens achter en het slome internet in Launceston heeft niet erg geholpen. Aan de ene kant is het opschrijven van mijn belevenissen een opgave, maar aan de andere kant zorgt het ervoor dat ik de reis niet in mijn eentje maak. Het sorteert mijn gedachten en omdat ik achteraf blog, is elke opmerking een reflectie op wat ik eerder heb meegemaakt. Op de dag zelf kan ik veel nog niet plaatsen of beoordelen op belang. Dat komt pas later, waardoor een klein detail soms veel aandacht krijgt. Een kleine bloem langs de weg verdient soms meer aandacht dan een berg in de verte...

In het lokale kunstcentrum kan ik gratis internetten. Er is zelfs een tafel en een stoel, zodat ik me even terug op kantoor waan. Ik vertel dit (raar om te bloggen over het bloggen, zoals je niet snel zult vertellen over het vertellen van een verhaaltje) omdat het verklaart waarom ik pas om een uur op mijn fiets zit. De regen is even gestopt, ik heb mijn spullen op de fiets en eindelijk kan ik richting Mole Creek vertrekken, slechts 25 kilometer verderop. 

Ik slaap in Mole Creek, omdat vlakbij de grotten van Mole Creek te vinden zijn. Die wil ik eerst bezoeken en dan de klim richting Cradle Mountain wagen. Dit is de laatste dag waarop het fietsen nog rustig is, langzaam rollend over de golven van het groen. Ik fiets een fuik in, links en rechts omringd door bergen en heuvels. 

In Chudleigh vind ik een klein fudgewinkeltje. De mevrouw achter de balie maakt het zelf en het is werkelijk heerlijk. Ze heeft maar weinig over, wat alleen maar goed is. Kleine winkeltjes zoals dit moeten het hebben van toeristen die in het zomerseizoen van Launceston naar Cradle Mountain rijden en het fudge-bordje buiten zien staan. Ik besluit een klein beetje (drie blokjes) mee te nemen voor ‘s-avonds om de plaatselijke economie te steunen. Dat ik gek ben op fudge heeft er niets mee te maken. 

In Mole Creek begint het te regenen. Niet een beetje, maar met bakken. Ik vind met gemak mijn hotel, dat boven nette kamers heeft en beneden speciaal Tijgerbier schenkt. Heerlijk met pizza...

Grotten zien er over de hele wereld hetzelfde uit. Nou ja, de mooie dan. De grotten van Valkenburg zijn enig in hun soort omdat het geen grotten zijn, maar mijnschachten. En Batu Caves zijn anders doordat ze zijn omgebouwd tot Hindie-tempel. En dan zijn er nog de boedhistische grotten van Datong in China. Prachtig, maar vol met beelden. Een grot is pas indrukwekkend als hij vol staat en hangt met stalagmieten, stalagtieten, vaatdoeken, waterbassins en het liefst een boel kristallen. En dat soort grotten vind je over de hele wereld, van Frankrijk via Ierland en Hongarije tot aan Nieuw-Zeeland en Tasmanië. En telkens kan ik het niet laten ze te bezoeken en foto’s te maken. Die foto’s zijn altijd mooi en hetzelfde (ongeveer) als de foto’s uit een andere grot. 

En toch is elke grot weer een klein beetje anders. Het is een beetje als met Anton Pieck, ik ken zijn stijl, maar elk plaatje is toch weer genieten. Of met lekker eten. Je lievelingseten is altijd hetzelfde, maar het blijft lekker. Grotten doen me altijd aan Anton Pieck en eten denken...

Marakoopa, de naam betekent mooi. Het is een aardig ritje vanuit Mole Creek, ik merk dat de bergen zich aan de weg beginnen op te dringen. De grot ligt vier kilometer van de weg af en ik heb het nooit zo op omrijden, maar ik heb mezelf dagen gek gemaakt met het vooruitzicht deze (of in ieder geval een) grot te bezoeken. 

Even een zijweg. Om in Tasmanië een Nationaal Park te mogen bezoeken, moet je toegang betalen. Ik heb hiervoor een kaart voor twee maanden aangeschaft, zodat ik me geen zorgen hoef te maken als ik een keer zo’n park binnenrijd. Je kan namelijk een boete krijgen. Mijn probleem hiermee is dat er niet of zelden op wordt gecontroleerd. Van de ongeveer acht parken die ik bezocht, is er twee keer naar die kaart gevraagd. Ik ben misschien een ontzettende Hollander, maar waarom heb ik dan die kaart gekocht? 

Omdat het geld gebruikt wordt voor onderhoud, voorlichting en bescherming van de natuur. Ik weet het en sta er helemaal achter. Maar toch is het vreemd dat er nooit naar gevraagd wordt...

Een bezoek aan de grot met gids is 20 dollar. Ik vind het een boel geld, zeker als je er nog 12 bij optelt om het park binnen te komen. Misschien dat er daarom niet naar gevraagd wordt. Ach, wat een zeur ben ik, het geld komt goed terecht. 

Mooi P1010109

De werkelijke zijweg leidt naar een parkeerterrein en een klein kantoortje. In dat kantoortje koop ik een kaartje en loop via een pad naar de grot. Er staan al wat mensen te wachten. Het is altijd spannend om een grot in te gaan, je weet tenslotte niet wat er allemaal leeft onder de grond. Ooit stond ik voor de gapende mond van een grot. Je kon naar binnen lopen, maar je zag de keel van de grot langzaam naar beneden hellen en verdwijnen in het zwart. Een klein stukje waagde ik het, maar in de verte hoorde ik een zacht slikkend geluid...

Mooi P1010113

Met lichten aan valt het allemaal wel mee. De groep is groot genoeg, er zal vast iemand bij zitten die beter smaakt dan ik. Ik zie ook een leuk Indiaas meisje staan, al weet ik niet goed hoe ik in de buurt moet komen. Misschien is ze wel zo’n lokaas, zoals diepzeevissen hebben. Ze lokt me mee voorbij de huig van het monster, de diepte van de slokdarm in. Ach nee, zoiets doen leuke meisjes niet.

Mooi P1010120

De rondleider heeft er zin in en als Hollander mag ik de moeilijkste vragen beantwoorden. Nu lever ik inderdaad de grootste kans op een grappig (dom?) antwoord op, dus dat heeft hij goed gezien. Hij waarschuwt ons om het eerste deel van de tour geen foto’s te maken. De flits zou de glimwormen afschrikken, zodat we ze aan het eind van de reis niet kunnen bekijken. 

Mooi P1010116

Wat we zien, is prachtig. De vormen in het kalksteen, over duizenden jaren gegroeid tot waar we naar kijken, variëren van dunne pilaren en draden tot enorme bollingen. Het heeft zowel iets buitenaards als organisch. Misschien dat daarom mensen er zo graag naar kijken. Het heeft iets stiekems, zo diep onder de grond. We zouden hier eigenlijk helemaal niet moeten zijn, in deze schatkamer van een rijke dwergenkoning. Die pilaren zijn aaneengesmolten stapels munten, de vochtige bollingen puur goud dat uit het diepste der aarde omhoog kolkt. 

Zo nu en dan sta ik naast het leuke Indiase meisje, ze praat met een mevrouw. Maar soms moet ze even lachen om een grapje. 

Mooi P1010125

De tocht is bijna ten einde. De lichten gaan uit en het dak van de grot wordt plotseling verlicht door duizend sterren. Alleen zijn het geen sterren, het zijn de minuscule kontjes van glimwormen. 

Nog een zijweg. Glimwormen zijn prachtig, zolang je niet weet waar je naar kijkt. Het zijn de larven van een vlieg, die zelf alleen eitjes kan bevruchten of leggen en geen mond heeft. Doe larven zijn gewetenloze moordenaars, die met hun lichtje argeloze insekten (inclusief hun eigen ouders) lokken om ze in hun zijden draden te vangen en op te eten. Ook geloof ik dat wat licht geeft, eigenlijk de uitwerpselen zijn van het diertje. Zo staan we aan het eind van de tocht met z’n allen vol bewondering te staren naar poep aan het plafond. 

Als we naar buiten lopen, biedt het leuke Indiase meisje (ze heet Maajida) me een lift aan naar de parkeerplaats. Het is minder dan een kilometer, maar wie zegt er nou nee tegen leuke Indiaase meisjes? Ik niet. Ik heb al in geen dagen een leuk Indiaas meisje gezien en zeker geen een die me een lift aanbiedt. 

Als Maajida op de parkeerplaats mijn fiets ziet, krijgt ze een nog beter idee. Waarom proppen we die fiets niet in de auto en zet ze me af waar ik vandaag heen wilde fietsen? Ik krijg het idee dat ze net als ik een beetje gezelschap wel prettig vindt. 

Mooi P1010156

Het blijft iets bijzonders. Je ziet iemand lopen waarvan je denkt, die zou best eens bijzonder kunnen zijn. En dan blijkt ze het te zijn. Meestal is het alleen een gesprek, een maaltijd, wat te drinken. Soms duurt het een dag, een enkele keer wordt het een kampeertochtje. Het is nooit meer dan een vriendschap, maar het is mooi. Ik vraag er niet om, het gebeurt soms. 

Het kost wat moeite en Maajida heeft tijdens het rijden een wiel in haar nek, maar het past. Voor ze me afzet, wil ze nog wel naar een uitkijkpunt. Mij maakt het niet uit, gezelschap en een lift, ik zal niet klagen. Maar eigenlijk maakt het me wel uit, ik geniet. 

We tanken, bezoeken een honingwinkeltje en rijden naar het uitkijkpunt. Het is een beetje een klim, maar het uitzicht is prachtig. Vanaf een heuvel kijken we een diep dal in, waar een kolkende rivier de kloof steeds verder uitdiept. Woeste rotsen torenen boven de vallei uit. Er moeten vele plekken zijn zoals dit in Tasmanië, maar meestal zijn ze onbereikbaar. 

Mooi P1010147

Bij Gowrie Park neem ik afscheid van Maajida. Ik vind het jammer weer een vriendschap te zien vervliegen. Het is de vloek van het reizen, hoe dramatisch het ook klinkt. Ze rijdt terug naar Launceston en morgen met vrienden naar Cradle Moutain. Wie weet zie ik haar daar? Maar ik weet dat het niet zo zal zijn. 

Nog één dag, nog 45 kilometer. Nog twee klimmen, waarvan een te doen en de ander om al dagen tegenop te zien. Ik fiets weg van Gowrie Park, een van de vele plekken die niet meer dan een voetnoot zijn in dit verhaal. Ik probeer me geen zorgen te maken over de grote klim naar 800 meter, maar het heeft weinig zin. Ik vertel mezelf dat 600 meter vanaf zeeniveau ook goed ging, dus dan moet dit ook lukken. 

De eerste heuvel gaat goed. De top is al snel bereikt en ik begin er in te geloven. Dit is de klassieke bergweg, die klimt tot aan de top van de pas en dan weer afdaalt een dal in. Daar beneden in de diepte wacht een rivier en een brug, zo is het altijd. Na de brug klimt het zwarte lint weer. Deze op- en neergang, deze verticale zigzag zorgt ervoor dat de weg nauw is en dat er weinig plek is om te vluchten voor voortdenderende trucks. 

De klim weegt zwaar. Het wordt verergerd door een gevoel van onveiligheid. Ik twijfel of ik boven zal komen, of ik het laatste stuk zal kunnen fietsen, of ik Cradle Mountain haal. Er stopt een auto, of ik een lift wil. Ik zal mezelf dit uit moeten leggen, dat het een goede beslissing is. Reizen hoeft niet altijd hard werken te betekenen. Een voorgenomen route is geen plicht en ik alleen voel hoe ik iets verlies als ik opgeef. Niemand anders zal er schande van spreken. Alleen ik.

Ach, wat loop ik te zeuren. Ik ben hier om te genieten en dat doe je niet door 60 kilo tegen een berg op te duwen. Naar beneden, dat is andere koek, net als vlak en een klein beetje omhoog. Of als aan de andere kant van de berg een bierkroeg is. Klimmen doe je te voet, meneer De Jong, fietsen doe je in het zadel en met de voeten op de pedalen. Met veel plezier heis ik de fiets in de laadbak en kruip ik op de achterbank. Om twaalf uur rijd ik Cradle Mountain binnen, bijna klaar voor het grote avontuur.

Wat heerlijk om zoveel tijd te hebben. Ik zoek mijn spullen bij elkaar voor morgen, haal mijn wandelpas en een routekaart op. Ik eet een pizza in het bezoekerscentrum en bezoek de Wilderness Gallery, een museum gespecialiseerd in natuurfotografie. Daarover heb ik het eerder al tot op het manische af gehad, dus laat ik niet nog een keer beginnen. Maar er hangen toch wel erg mooie foto’s...

Er is ook een zaal die vertelt van de Tasmaanse buidelwolf of Tasmaanse tijger (ook wel thylacine genoemd, al vermoed ik dat niet veel mensen het dier zo zullen noemen). Het dier is uitgestorven, zo wordt algemeen aangenomen. De schuld hiervan ligt vast bij de onwetende pioniers die in de 19e en begin 20e eeuw genadeloos op het dier joegen. De tijger at lammetjes op en was een gevaar voor de kolonie. Er werd zelfs door de overheid een beloning uitgeloofd voor dode tijgers. In 1936 overleed de laatste tijger, die met z’mn gestreepte rug toch meer iets van een hond weghad.

Het is die onwetendheid die zo vaak het einde betekent van een indrukwekkend roofdier. En toch kan ik me de angst voorstellen, kijk hoe we zelf reageren als er een wolf wordt gesignaleerd...

3 Reacties

  1. Inge van Maarseveen:
    12 december 2013
    Hoi Ruud,
    Wat leuk dat je Maajida hebt ontmoet en wat vervelend dat je weer verder 'moet'...... Maar wie weet, kom je haar nog wel een keertje tegen. Ik hoop het voor je! In ieder geval neemt niemand je deze ontmoeting nog af! Geniet er nog maar een poosje van.

    Liefs en groeten,
    Inge
  2. Barbara:
    12 december 2013
    Wat goed dat je mee mocht reizen! Nu heb je nog meer tijd om te genieten, tussen het ploeteren door.
    Succes.
  3. Arjan van etten:
    13 december 2013
    Hoi Ruud,

    Geniet nog maar na van de ontmoeting met Maajida. Is altijd mooi om een bijzonder iemand te ontmoeten. En de volgende keer heb je misschien meer geluk.

    (Maar er zijn natuurlijk nog altijd je vrienden die altijd met je willen wandelen, bioscoop bezoeken, pannekoek eten. Maar ik weet het, dat is niet altijd voldoende).

    P.s. Een berg in de verte is voor mij bijna per definitie altijd mooier dan een kleine bloem dichtbij maar wat dat betreft schelen onze meningen. Gelukkig maar.

    Groet, Arjan.