Van de Kribbe naar het Meer, deel 1

26 november 2013 - Cradle Mountain, Australië

Sommige wandelingen hebben iets mythisch. De Overland is er een van. Het is ook de enige Tasmaanse wandeling waar ik niet hoef te kamperen. Dat kamperen is iets raars, mensen geven zich vrijwillig over aan het ongemak van het slapen onder een zeiltje en op een dun matrasje. Maar mijn grote probleem met kamperen betreft het uit de tent komen. Dat heb ik al eens uitgelegd, dus volsta ik nu met het bezingen van mijn blijdschap dat ik zeven dagen de wildernis in mag zonder een tent op te hoeven zetten.

OT 1

De Overland is de meest gereguleerde wandeling van Tasmanië (voor hen die mij vaak genoeg hebben horen zeuren over NZ, het is net een Great Walk). Er mogen 32 mensen starten per dag, maar je mag zo lang over de wandeling doen als je wilt. Je hebt geen garantie dat je in een hut kunt slapen en moet dus een tent bij je hebben. De sport is om hem niet op de zetten. Zet 'm niet op, roep ik dan. Je hebt ook geen matrassen in de hutten, dus slaap je op een dun matrasje op een houten plaat. Tot daar de negatieve kanten van de wandeling, want de rest hangt van superlatieven aan elkaar...

OT 2

Rond half negen word ik samen met een paar medewandelaars afgezet bij het beginpunt, Ronny Creek. Er ontstaat al meteen een soort eensgezindheid, wandelaars herkennen elkaar vaak aan de gretigheid waarmee ze naar buiten kijken. Er hangt een spanning in de lucht. Ik heb er zin in, maar ben ook zenuwachtig. 

OT 3

De wandeling begint makkelijk genoeg, vlak en over houten vlonders om de kwetsbare bodem niet te beschadigen. Misschien wil men de wandelaar ook niet nu al ontmoedigen met een modderbad, want de eerste dag mag hij meteen de hoogte in richting Cradle Mountain.  

OT 4

De kunst van een mooie wandeling is het spreiden van de hoogtepunten. Een eerste dag door een bos blunderen om de volgende dag tussen de bergen te vertoeven, zo heb ik door vele valleien in NZ naar boven mogen lopen. De Overland lijkt al zijn kaarten de eerste dag al te verspelen. Het weer is prachtig, beetje zon, beetje wolk, een horizon die zich niet door nevel laat sluieren. 

Er bestaan van die iconische plaatjes die je in elke kaartenstandaard terugziet. Het kratermeer waar ik langsloop heeft een oud houten boothuisje en dat boothuisje kan ik van zoveel plaatjes. Het wil me niet lukken die plaatjes te evenaren. De bergen die het meer omklemmen laten zich mooi weerspiegelen in het water. Dan dat maar... 

OT 5

Ik klim langs de kraterwand omhoog, terwijl ik bedenk dat het helemaal geen krater is. Tasmanië is oud, een overblijfsel van Gondwanaland. Vulkanen kom je hier niet tegen (er is er een bij Stanley, maar ook die slaapt al miljoenen jaren). Het meer is ontstaan tijdens meerdere ijstijden. Glacial Lake zou dus beter zijn.

OT 6

Van boven lijkt het water diep en zwart, als een donker oog dat zonder ooit te knipperen naar de hemel kijkt. Ik klim verder richting Marion's Lookout. Ik kijk om me heen en stel me voor dat Marion de vrouw was van Gustav Weindorfer (de man die in 1910 Cradle Moutain beklom en verzuchtte: "dit zou iedereen moeten zien, het zou een Nationaal Park moeten zijn")

Dit was vast de plek waar ze de wereld aanschouwde, waarna ze Gustav 's-nachts influisterde dat hij nodig die berg eens moest beklimmen… Maar Gustav's vrouw heette Kate, dus wie was Marion? 

OT 7

Vanaf Marion's Lookout zie ik voor het eerst de Berg. De Kribbeberg, een van de iconen van Tasmanië. Het is een indrukwekkende berg, een scherp, puntig mes dat het landschap in tweeën klieft. Het lijkt ook een beetje op een puntige stenen hanenkam. Dit is een serieuze berg, zoals de zwarte Cuilins op Skye. De hoogte maakt niet uit, over zulke bergen worden liederen gezongen. 

OT 8

Ik eet wat op Marion's Lookout, een logische plek. Niet alleen ik doe het, ook de wandelaars waarmee ik begonnen ben nemen een pauze. Vreemd genoeg doet me dat goed. Ik ben niet de enige die rustig aan doet.

Een citaat uit "Wiskunde voor de Wandelaar": "Een eenzame wandelaar zal meestal sneller lopen dan een groepswandelaar. Het ontbreken van gezelschap doet de pauze slinken tot de noodzakelijke tijdslimiet aangegeven door vermoeidheid, trek, dorst en de aanwezigheid van te fotograferen bloemen, beesten, rotsen en waterpartijen."

OT 9

Zo'n berg is wel een aandachttrekker. Ik vind het moeilijk niet telkens opnieuw mijn fototoestel te pakken. Ik schiet...

OT 10

…en schiet... 

OT 11

…en schiet...

OT 12

…tot ik het zat ben. Inmiddels heb ik het midden van de wandeling bereikt, Kitchen Hut. Het is een oud geval dat me vreemd genoeg aan Meneer de Uil doet denken. 

OT 13

Het kleine huisje met de houten schubben staat prachtig alleen tussen de keien te wachten op bezoek. Die schep aan de gevel is vast voor in de winter, zodat je de deur uit kunt graven.

Dit soort hutjes lijkt volledig in het landschap op te gaan. Vaak staan ze er al tientallen jaren en hangen ze van korstmossen aan elkaar. Misschien woont er wel een klein oud vrouwtje in, dat goedgelovige wandelaars naar binnen nodigt en in een grote pot gaar kookt. Die naam, keukenhut, die moet toch ergens vandaan komen. En bij gebrek aan bezem vliegt ze op die schep...

OT 14

Ik probeer de berg te beklimmen, maar Tasmaanse bergen hebben een gemene zijde. Tot honderd meter onder de top laten ze zich benaderen, maar dan verdedigen ze zich met hun brokkelige koppen. De rotsblokken worden steeds groter en de klim wordt steiler. Ik troost me met de poging die ik gewaagd heb.

OT 15

De fout zit 'm in het doel dat ik mezelf stel. Als ik mezelf wijs maak dat de top het enige en zaligmakende doel is, zal ik met met mijn hoogtevrees vaak op mijn gezicht gaan. En dat is niet handig op een berg. Het gaat om wat ik zie, de horizon. En die is van net onder de top net zo ver weg als vanaf de top… 

OT 16

Nieuwsgierigheid als bron van dadendrang. Lijkt me een uitstekend idee.

OT 17

Hier boven is het een bleke, kale wereld. Geen boom staat me in de weg en elke berg weet ik te vangen. Water vult de gaten in de grond, vennetjes vormend die de mufgroene grond onderbreken. 

OT 18

Vreemd genoeg doen de planten me nog het meest aan de Hoge Veluwe denken, met soms een stukje duin er tussendoor. Proberen onze ogen altijd het referentiekader van thuis mee te nemen? Raakt een landschap ons meer als we er iets in herkennen, een herinnering, een emotie? Soms zie ik tussen de graspollen en heide planten groeien die ik niet ken, die me doen denken aan andere plekken, regenwouden bijvoorbeeld. Ik zie pandani's, die als yuca's met hun als zwaarden omhoog staan.  

OT 19

Een enkele bloem valt op tussen het vale grijs en groen. 

OT 20

Ik ben flink opgeschoten. Ver voor de andere wandelaars bereik ik de hut. Ik rol mijn slaapzak uit, blaas mijn matje op en maak een kopje soep. 

OT 21

Pas een uur of wat later komen Penny en Margie binnen. De komende dagen zal ik vaak met hen optrekken. Ik merk dat dit vaak voorkomt op wandelingen, ik wordt altijd wel door een paar mensen geadopteerd... 

OT 22

2 Reacties

  1. Angelika:
    13 december 2013
    Wat is het mooi!
  2. Inge van Maarseveen:
    14 december 2013
    Hoi Ruud,
    Wat laat je me weer genieten van je verhalen en prachtige foto's!! Ze zijn stuk voor stuk mooi, maar die van Cradle Mountain met die weerspiegeling in het water, die spat er uit!
    Tjonge jonge, wat een beauty. Ik ga gauw weer verder met lezen..... Tot zo!

    Liefs,
    Inge