De Kaap van de Pilaren

30 oktober 2013 - Cape Pillar, Australië

Als ik een zware route af moet leggen (te voet of op de fiets), verdeel ik dat vaak in etappes. Kleine hapjes zijn makkelijker door te slikken. Vandaag moet ik fietsen voor ik kan lopen en dat maakt de route zwaarder. Dat vraagt dus om etappes.

Mooi P1018559

Eerst loop ik naar mijn fiets, dan fiets ik naar de grote weg. Daarna fiets ik 15 kilometer naar de afslag naar Fortescue Bay en vervolgens 12 kilometer naar het einde van die gravelweg. De meeste gravelwegen zijn prettig, want de stenen, gaten en plassen maken het spannend. Van Terry begreep ik echter dat de weg nogal stijgt en daalt. En dan ben ik pas aan het begin van de wandeling... 

MIjn rugzak is te zwaar. Het komt door de fotospullen, vooral de telelens is loodzwaar. Zonder tent en slaapzak lukt het niet, eten voor drie dagen en een volle fles water zijn ook onontbeerlijk. Misschien moet ik een broek thuislaten en is eentje genoeg. Maar hoe zwaar is een korte broek? En al die kookspullen dan? Ga ik koken? Dat is wel de bedoeling en het water moet ook gekookt worden. Ik besluit het toch allemaal maar mee te nemen. 

Mooi P1018690 onder

Tot aan de afslag gaat het makkelijk. De weg is grotendeels vlak, op het stijgende einde na. Het rare is dat ik aan het eind van elke etappe het gevoel heb dat ik er ben. “Er” is in dit geval echter geen einde. Het is slechts het begin van een nieuwe etappe. Elk plan mag een klein minpuntje hebben, neem ik aan.  

Ik fiets de gravelweg op, maar al snel volgt de eerste heuvel. Deze gravelweg heeft de nijging elke ronding van het terrein te volgen, sommige heuvels zijn klein, sommige groot. Ze volgen elkaar ook snel op. Een pickup passeert me en stopt. Tim stapt uit. 

Mooi P1018586

Ik denk dat hij Tim heet, maar namen zijn niet mijn sterkste punt. Hij ziet er echter uit als een Tim en ik heb goede ervaringen met mensen die Tim heten. Ook deze is goed van aard, want hij vraagt me of ik een lift wil. Omdat ik nog moet lopen, besluit ik verstandig te zijn. 

Wegen lijken langer als je ze met de auto rijdt. Dit is vreemd, want een auto is sneller dan een fiets. Ik denk dat het komt doordat je in een auto de omgeving sneller aan je voorbij ziet gaan. Het wordt dan een brei van door elkaar glijdende beelden. Als je fietst, staat elk beeld op zichzelf en lijkt de reis minder lang. 

Mooi P1018572

Zo heb ik dus het gevoel een flink stuk te hebben gereden als we bij Fortescue Bay aankomen. Tim loopt dezelfde route als ik en we besluiten samen een stuk op te lopen. Het eerste stuk gaat goed, ik houd hem redelijk bij. Maar al snel kom ik erachter waarom ik niet graag loop met mensen die fitter zijn dan ik. Ik heb de neiging om iemand bij te willen houden en daardoor luister ik niet naar mijn eigen tempo. Mijn lijf weet namelijk erg goed met mij te communiceren. Het begint met mijn adem en zakt via de dijen naar de knieën en de voeten. Als ik sneller loop dan mijn lijf wil, moet ik al vlug pauzeren. Als ik luister naar mijn lijf, kan ik rustig doorlopen. De snelheid die Tim aanhoudt, past niet echt bij mijn lijf. Na mijn tweede pauze besluit Tim door te lopen en te zien hoe dicht hij vandaag al bij de Kaap kan komen. Ik richt me voorlopig op het vinden van een kampeerplek. 

Mooi P1018562

Na de eerste klim volgt een lange vlakke trek door moeras en open bos. Ik houd daar wel van, want zo kan je ver kijken. Hoe dichter het bos, hoe minder uitzicht. Gelukkig is door het moeras een pad van vlonders gelegd, zodat mijn schoenen niet vies worden... Dat laatste is op zich niet erg, maar door de vlonders kan ik goed doorlopen. Links van me zie ik Mount Fortescue telkens op een andere plek opdoemen. Het pad draait en kronkelt, zodat ik de berg steeds vanuit een andere positie zie. Hagedisjes schieten, gestoord tijdens hun zonnebad, voor mijn voeten weg. Groepjes eucapyptussen verzamelen zich op hogere plekken, bang om hun wortels nat te maken. Bijna verwacht ik in de verte kangaroos weg te zien springen. 

Mooi P1018564

Het pad raakt steeds verder overgroeid. Ik moet me een weg banen door de struiken, op de grond lettend om het pad te blijven zien. Ik kijk op de kaart en probeer aan de hoogtelijntjes te zien waar het pad omhoog gaat. Mijn gevoel voor afstanden werkt bij dit soort paden niet zo goed, want het lopen gaat langzamer. Zo kom ik nooit aan de zes kilometer per uur die ik gewend ben. Langzaam krijg ik het gevoel het kruispunt met het pad van morgen te zijn gepasseerd. En dan sta ik er plotseling.

Hier maak ik onwetend een fout, die ik een tweede keer niet zou maken. Op het kruispunt kan ik links richting kampeerplek of rechts richting de Kaap. Ik besluit linksaf te gaan, zoals mijn oorspronkelijke plan was. Ik daal af in een vallei. Het pad is overgroeid en een paar keer moet ik langs, over en onder bomen klauteren die over het pad zijn gevallen. Na een half uur bereik ik de camping, een vochtig stuk bosgrond langs een kreekje. Morgen zal ik de heuvel weer op moeten. 

Mooi P1018573

Ik zet de tent op en besef me dat ik hier, alleen diep in een Tasmaans bos, best een mooi plekje heb gevonden. Morgen zien we morgen wel.

Mooi P1018579

Ik ben geen liefhebber van kamperen. Ik heb dat in Dunalley en ook deze nacht weer gemerkt. Wie heeft ooit verzonnen dat het leuk is om in onder een strak gespannen zeiltje op de vochtige grond te slapen? De meeste moeite heb ik met het uit de tent komen. Eerst met mijn voeten naar buiten. Goed mikken, ze moeten in de nog vochtige schoenen terecht komen. Natuurlijk bedenk ik me net op tijd dat ik eerst sokken en een broek aan moet. Met mijn schoenen aan draai ik me om en kruip op mijn knieën de tent uit. Niet echt een charmante manier...

De weg naar boven duurt veel langer dan de weg naar beneden. Maar ik heb wel mijn eigen tempo gevonden, zodat ik weinig hoef te pauzeren. Ik kom langs wat woudreuzen, enorme bomen die tot in de hemel lijken te reiken. Daar boven kietelen ze de voeten van de engelen. Ik klauter onder bomen door, nu gaat het makkelijker. Ik heb veel spullen in de tent laten liggen, dus is mijn rugzak lekker licht.

Mooi P1018588

Eenmaal boven kies ik het pad richting Cape Pillar. Veel te klimmen is er niet meer, zo nu en dan een klimmetje dat snel weer overgaat in stenige kaalheid. Ik zie een groepje mensen zitten om een kampvuurtje heen. Hun tentjes staan onder knoestige boompjes verspreid. Dus hier had ik ook kunnen staan, dat had me mooi een klim gescheeld. Iets later daal ik af naar een dal waar een beek doorheen stroomt. Verlekkerd kijk ik naar het bruinige water, maar ik heb niets bij me om het te koken. Het water in het beekje bij de tent was een ook beetje bruin en meestal heeft dat te maken met van planten afkomstige tanine. Je kan het dan gewoon drinken, maar ik heb het nog niet echt aangedurfd.

Ik loop verder en kom Tim tegen (nog steeds weet ik niet zeker wat zijn naam is). Hij is inmiddels heen en terug geweest en gaat nu proberen om via Mount Fortescue terug te lopen. Ik zal blij zijn als ik Cape Pillar weet te bereiken. Hij waarschuwt me voor de wind en de hoogte als hij hoort dat ik wat hootevrees heb. Ik neem me voor om voorzichtig te zijn en tot vier uur te lopen, omdat ik anders de tent niet voor het donker terug weet te vinden. 

Mooi P1018591b

Het pad is best goed, afgezien van een paar modderige stukken waar ik tot aan mijn knieën in de blubber zak. Tim had me er al voor gewaarschuwd, maar het hoort erbij en eigenlijk moet ik er een beetje om lachen. Het is een stuk minder erg dan op Steward Island, waar ik tot aan mijn dijen onder zat. Ik moet gewoon niet zeuren. 

Mooi P1018601

Het pad loopt soms vlak langs de rand, waardoor ik tussen rotsen door een paar honderd meter naar beneden kan kijken. Soms klampen wat planten zich met angst voor hun leven aan de dunne rotspilaren vast. Het is net of iemand deze rotsen als bundeltjes lucifers bijeen heeft gebonden en ze vervolgens heeft afgestoken. Voorbei de rotsen zie ik Tasman Island liggen, een broze appeltaart in een blauwe zee die als slagroom op de voeten van het eiland uiteen barst. Er staat een vuurtoren op het eiland, maar ik kan nergens zien hoe een boot er zou kunnen komen. 

Mooi P1018609

De vuurtoren, lees ik later, is sinds de jaren ’70 niet meer bemand. Je kunt er ook niet makkelijk komen, omdat je na de bootreis met een vliegende vos (een soort takel) 200 meter de lucht in naar boven moet worden gehesen. Ik zou zo de boot weer terug hebben genomen. 

Mooi P1018651

Telkens als de boompjes een beetje wijken, is het uitzicht prachtig. Op de kaart lijkt de afstand naar het uiteinde niet meer dan een paar kilometer, maar het pad draait, schommelt, klimt en daalt en zo duurt het veel langer dan ik had gedacht. Ik begin te begrijpen dat ik beter gisteren richting de kaap had kunnen lopen. 

Mooi P1018610

Via een helling met stenen bereik ik een klein meertje. Ik begin dorst te krijgen en besef dat mijn tweede fout is dat ik te weinig water bij me heb. Voorzichtig met wat ik heb dan maar. Steeds dichterbij komt de punt van de kaap. Telkens als ik een mooi uitzicht heb, maak ik een foto, maar ik begin het kronkelende pad dat me van mijn einddoel weghoudt, zat te worden. Ik kijk op mijn telefoon en zie dat het al half vier is. 

Mooi P1018598

Ben ik de enige die het niet kan hebben om een einddoel op te moeten geven? Ik moet dat anders zeggen. Ik kan het wel hebben en zal het soms gewoon moeten slikken. Het is tegen vieren en ik zie het pad versperd door takken. Plotseling heb ik er genoeg van. Het kan nog wel een uur lopen zijn. Als ik nu niet terug ga, vind ik mijn tent niet meer in het donker en zal ik de nacht ergens langs het pad door moeten brengen. Het is een moeilijke beslissing die elke wandelaar wel eens zal moeten maken. Veiligheid gaat voor avontuur, hoe verleidelijk dat laatste soms ook is. 

Mooi P1018657

De terugweg gaat sneller. Ik zie bekende plekken, waad lijnrecht door de modder heen en stop nergens om een foto te maken. Ik haal wat water uit een plas (belangrijk is om zeker te weten dat er geen dierlijke uitwerpselen in het water zitten, want dat maakt het water ondrinkbaar) om mijn kurkdroge keel te verwennen en later bij de beek vul ik mijn lege waterflessen. Ik heb nog nooit zo iets lekkers gedronken als dit koude water. 

Mooi P1018658

Ik vind de afslag, loop naar beneden en kruip mijn tent binnen. Het is nog een half uur licht, ik heb de juiste beslissing genomen. Ik ben nooit eerder zo blij geweest een tent te zien.

De volgende ochtend besluit ik om Mount Fortescue niet te beklimmen. Het is een flinke wandeling via de berg en een tweede kaap terug naar het beginpunt. Ik weet de zwaarte van het pad tot aan de kampeerplek en vermoed dat het verderop niet beter zal zijn. Ik zal daarna nog 12 kilometer over gravel en 15 over asfalt terug moeten fietsen. Het wordt nog een lange dag. 

Mooi P1018680

Mooi P1018682

Mooi P1018667

Mooi P1018722

De wandeling terug gaat snel genoeg. De klim naar de kruising is even vervelend, maar daarna volgen de planken over het moeras en de droge heuveltjes met bomen. Vrijwel alles gaat bergafwaards. Ik maak nog wat plaatjes van bloemetjes, om de dag een beetje zin te geven (vreemd genoeg werkt dat bij mij altijd). Als ik weer terug ben in Fortescue Bay, heb ik even het gevoel er al te zijn, maar dan bedenk ik dat ik op de heenweg een lift kreeg van Tim en die is er nu niet. Ik herinner me de heuvels en bochten vanuit de auto. Ik ben nog lang niet thuis.

Mooi P1018639

De truc is simpel. Het is een mentale kwestie, geen fysieke. Telkens als je een meter aflegt, hoef je dat niet nog een keer te doen. Elke meter brengt je dichter bij je doel. Waar je vaak een gebrek aan energie vermoedt, is er eerder sprake van een gebrek aan vertrouwen. Ik kom een heuvel niet op, ik moet er nog tien, ik zie door de boeren de bok niet meer. Als je elke heuvel als een op zichzelf staand moment neemt, kom je tegen elke heuvel op. En zo kom je altijd waar je wezen wilt. 

Midden in mijn filosofische ontdekkingsreis wordt ik opgeschrikt door een echtpaar in een veel te kleine BMW. Ik verdeel auto’s tegenwoordig in twee groepen. Er zijn auto’s die mijn fiets wel mee kunnen nemen en “auto’s” die dat niet kunnen. Het vriendelijke stel had me al zien worstelen met een heuvel toen ze naar de baai reden en nu zien ze me weer. Mevrouw wil met graag een lift geven, maar mijn fiets past nooit in de armetierige BMW. En met de achterklep open stuift al het stof de auto in. Zonde van zo’n mooie auto. Ik zal de tocht alleen moeten klaren.

Uiteindelijk bereik ik het asfalt. Het is na al dat gehobbel over stenen toch wel even genieten om die gladde zwarte massa onder mijn banden weg te voelen glijden.