Gletsjerdagen

4 maart 2014 - Franz Josef, Nieuw-Zeeland

Over drie dagen zal ik in Fox zijn, een van de twee gletsjerdorpen en een van de toeristische hoogtepunten langs de westkust. Het eerste dorp, Franz Jozef, bereik ik morgen. Het gaat nu snel, elke dag kom ik dichter bij mijn uiteindelijke doel. Bluff is geen vanzelfsprekend (of aansprekend) eindpunt van een reis, maar het is de plek waar de boot naar Stewart Island vertrekt en veel zuidelijker kan je in NZ niet komen. 

Mooi P1016379

Maar vandaag rijd ik tot Hari Hari, een klein plaatsje dat niet meer is dan de weg die er doorheen loopt. Het heeft niets te maken met Mata, Krisna of Harrie. Veel Maori-namen gebruiken herhaling om iets duidelijk te maken. Geen idee alleen wat dat is. 

Mooi P1016383

Fietsend langs de westkust van Nieuw-Zeeland kan een fietser goed nadenken. Er zijn weinig heuvels, dus de trappers draaien met gemak rond. Om me heen zie ik weilanden en in de verte wat heuvels. Dit was ooit de goudkust van het land, maar die koorts is behoorlijk over. In het kleine plaatsje Ross werd ooit de grootste goudklomp van NZ gevonden. Het ding was 2770 kilo en werd genoemd naar een hoogwaardigheidsbekleder genaamd Roddy. Geen idee wat je ermee zou moeten doen. Ik heb het niet zo op goud, geef mij maar ijzer, want dat verroest zo mooi. 

Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe de kust er in de dagen van de goudskoorts uitzag. De dorpjes langs de kust waren flinke steden in die tijd, vaak met een paar duizend inwoners en tientallen hotels. Het moet druk zijn geweest op de onverharde wegen en de modderige straten waarlangs houten gebouwen waren opgetrokken. Zodra het goud op was, verdween de halve bevolking naar de volgende beloftevolle plek. In onze tijd, waarin alles maar groeit, vind ik dit soort langzaam in slaap sukkelende dorpjes een verademing. 

Mooi P1016387

Ik rijd langs Lake Ianthe en het begint een klein beetje te regenen. Ik heb maar weinig regen gehad, dus ik moet niet zeuren. Je krijgt wat je krijgt en daar moet je het mee doen. Ik heb vaak het gevoel dat geluk te maken heeft met de kunst te accepteren wat je niet kunt beïnvloeden. Als het regent, kan ik schuilen. En als ik nat word, droog ik op. 

Ik zou wel honderd dagen zo in het zadel willen doorbrengen. Ik hoef maar weinig, alleen ergens aankomen is verstandig. Ik glijd langs gammele boerdeijen, groene en gele velden, grijsblauwe rivieren en donkere meren. Ik voel me als een windvlaag die over de vlakte strijkt, niets zal ik veranderen, geen voetstap achterlaten, alsof ik eigenlijk niet ben geweest. Alleen in mijn hoofd blijft de herinnering even hangen, aan die weg langs het westen. 

In Pukekura eet ik een stukje appeltaart in het Bushmuseum. Het museum (wat eigenlijk een eigenwijs café met een boel ouwe rotzooi is) staat bekend om zijn possumpies. Dat klinkt vreselijk, maar pies is meervoud van pie en betekent taartjes. Possumtaartjes dus, want heel NZ heeft een nationale hekel aan possums. Helaas mag het museum ze niet meer verkopen, omdat er geen vleesinspecteur is om het vlees goed te keuren. Je begrijpt dat ik mijn vegetarisme maar even buiten de discussie heb gehouden... 

Jagen is hier (net als overal in NZ) een geaccepteerde sport. Er wordt gejaagd voor de pret, maar geschoten dieren worden opgegeten. Het gaat hier altijd om geïntroduceerde dieren als varkens, geiten, herten en vooral veel possums. Het is tenslotte een plicht die schattige diertjes om te leggen. Ik merk dat ik mij hier anders tegen jagen opstel. Er zijn in NZ geen roofdieren om het evenwicht te bewaren. En als ze worden geïntroduceerd, gaan ze eerst achter al die rare vogels aan waar NZ zo trots op is...

DOC probeert van al die vervelende zoogdieren af te komen door 1080 te gebruiken. Het is een omstreden gif, dat volgens DOC alleen zoogdieren doodt en geen vogels. Veel mensen geloven er niets van. Een door beide kampen onderschreven onderzoek zou goed zijn, want juist 1080 heeft veel succes tegen marters en possums. Gelukkig is Nederland al vele eeuwen een natuurlijke melting pot en hebben wij dit soort discussies minder.

Hari Hari is zo klein als ik had verwacht. Ik heb een kamer voor mezelf, al moet ik wel mijn eigen slaapzak gebruiken. Dat is mooi, want dan heb ik ‘m niet voor niets. Zo kan ik mooi de tent te drogen hangen, want gisteren werd hij in de regen niet erg droog. Ik eet een pizza in het restaurant. Ik zou geld moeten besparen, maar ik kan het niet laten...

Mooi P1016413

Ik schommel langs het zwarte lint richting Franz Jozef. Het asfalt glooit en ik glooi mee. Ik ben sterker geworden, bedenk ik me soms. Die eerste dag van Devonport naar Burnie, langs die drukke weg met vrachtwagens, toen had ik het zwaar. Ik nam me voor niet zoveel te fietsen, maar het is een kwestie van ontkenning, gewenning en uiteindelijk verwenning. 

Mooi P1016401

Ik vind de onafhankelijkheid van het fietsen heerlijk. Ik denk soms dat ik de enige ben, een buitenaardse eenling die het lokale leven komt bestuderen. Het liefst kom ik geen enkele andere fietsers tegen, niet omdat ik ze niet mag, maar omdat ze me uit die idylle halen. Misschien heeft dat met onzekerheid te maken, maar ik vermoed dat sommige fietsers een idee hebben van hoe men moet fietsen. Men moet een bepaalde afstand halen, vooral niet afstappen bij een steile heuvel en het liefst een strakke fietsbroek dragen. Ik doe daar niet aan mee. Strakke fietsbroeken staan mij niet. Die verplichte helm is al erg genoeg, een Nederlander draagt dat liever niet. 

Mooi P1016421

De meeste fietsers zijn best aardig, zo blijkt als ik met ze praat. Ze veroordelen niet, vinden het alleen bijzonder als iemand anders ook fietst. De meeste fietsers zijn overigens ook kampeerders, en daar wijk ik af. Zoals bekend heb ik het niet zo op slapen onder een stoffen hemel en slaap ik liever in een hostel. Voordeel is dat hostelslapers weinig fietsers zien en ik dus een onevenredige hoeveelheid waardering over me heen krijg gekieperd...

Mooi P1016428

Er gebeurt maar weinig tussen Hari Hari en Franz Josef. Ik eet een tosti in Whataroa, maar daar valt niet veel aan uit te leggen. Je stopt wat kaas tussen twee boterhammen en legt ze dan onder de grill. In Turkije hebben ze het ook. Met ham en ananas ertussen is het een tosti Hawaii. Zie je, niet erg interessant. 

Zo’n tien kilometer buiten Franz Josef wordt ik door een Nederlandse meneer en zijn vrouw aangehouden. Ze vinden het maar wat bijzonder, zo’n Nederlander op de fiets door Nieuw-Zeeland. Hij maakt wat foto’s en facebookt ze naar zijn zoon. Even later, terwijl ik met zijn vrouw praat, maakt hij ook nog een filmpje. En ik vond een artikel in de Volkskrant al bijzonder...

Ik rijd Franz Jozef Glacier binnen. De gletsjer werd door de Europese ontdekker Julius Haast (de Maori hadden de ijstong al lang gevonden) naar de keizer van Oostenrijk genoemd. Dit is de keizer die de oorzaak was van de 1e Wereldoorlog, waarin zoveel Nieuw-Zeelanders en Australiërs stierven. 

Ik lees de laatste tijd veel over die eerste wereldomvattende oorlog. Het is naast de eerste ook de meest nutteloze wereldoorlog ooit. Het waren er maar twee, en toch vind ik dat dit wat zegt. Hoe grote mogendheden vanwege een alliantie die ze ooit zijn aangegaan met andere mogendheden, de zorg voor hun eigen volk zo kunnen verraden, ik snap er niets van. Hoe ver van de werkelijkheid moet je af staan om niet te beseffen dat oorlog onder geen enkel beding een optie is? 

Denk je twee wereldleiders in: “Ga jij nog naar die oorlog?” “Ik heb eigenlijk geen zin, ik heb net alles op zolder opgeborgen”. “Maar we hadden het beloofd”. “Ja, dat is waar. Goed, ik stof even een paar miljoen van mijn onderdanen af en we kunnen er tegenaan”. Iedereen die een oorlog begint, zou automatisch als oorlogsmisdadiger moeten worden berecht. Laten we beginnen met Poetin (wiens naam in het Engels erg op pudding lijkt).

Franz Jozef is een kleine, toeristische plek. Er wonen minder dan 400 mensen, maar er zijn genoeg restaurants voor tien keer zoveel. Ik zou hier een gletsjertocht kunnen maken, maar ik heb geen tijd. Morgen wacht de tocht over de drie stevige heuvels genaamd Cook, Waikukupa en Omoeroa. Het is een korte afstand, maar ik verwacht een boel zweet.