De stad van de koningin

13 maart 2014 - Queenstown, Nieuw-Zeeland

Elk land schijnt zijn boeman te hebben, zijn Hitler, zijn Napoleon, zijn Stalin of Mao. In Engeland heet hij Cromwell. Gedurende korte tijd nam hij het over van het Engelse koningshuis en heerste over Groot Brittanië met ijzeren hand. Ik vraag me dan ook af hoe het komt dat er in het Britse rijk plaatsjes naar hem genoemd werden. Misschien is het omdat hij uit een verder verleden komt, of omdat de andere heren (Napoleon wellicht uitgezonderd) een groter kwaad vertegenwoordigden? Stalin had zijn stad, maar dat is na de val van de USSR teruggedraaid. Ik neem ook aan dat een Hitlerheim al vrij snel na zijn dood een andere naam zou hebben gekregen...

Mooi P1017076

Maar goed, vandaag is het Cromwell, slechts zo’n 60 kilometer verderop. De zon staat weer aan, geen idee waar ze de energie vandaan halen om dat ding de hele dag te laten branden. Ik heb het veel over zeven jaar geleden, want wat ik nu fiets is een kopie van die dagen in 2007. Had ik toen gefietst in plaats van zoveel de bus te nemen, dan had ik nu meer kunnen lopen.

Volgens mij zie ik hier een patroon naar voren komen. De eerste drie maanden (in dit geval Tasmanië) moet ik nog op gang komen. Ik fiets niet alles, houd me niet teveel aan mijn plannen, kies regelmatig voor gemak in plaats van een lauterende bak ellende. Als de drie maanden over zijn, ga ik langzaam over op het zware, harde werk. De berg kan niet hoog genoeg zijn, de weg kan geen kiezel te veel zijn. De wind kan me wat en de regen, die trotseer ik met de mond open. Scheelt me weer een drinkpauze. Mijn god, wat kan ik tegenwoordig genieten van een lekker stukje fietshel. 

Mooi P1017081

Zeven jaar geleden nam ik de directe weg van Wanaka naar Cromwell, dit keer neem ik een kleine omweg. Zo zie ik de andere kant van Lake Dunstan ook eens een keer. Het is een nepmeer. Het is wel een echt meer, maar Moeder Natuur heeft er niets mee te maken gehad. Het groene NZ is eigenlijk blauw met een zwart randje. Een flink deel van de energie komt voort uit afgedamde rivieren, die vervolgens meren vormen. Lake Dunstan is zo’n meer. 

Britten zijn topografisch niet erg sterk, valt me op. Bij elke geografische onderscheiding wordt de betreffende naam vergezeld van een typering. Denk maar aan Steward Island, Clutha River (waar Lake Dunstan een opstopping van is) of Lake Whakatipu. Britten weten dus niet uit hun hoofd of iets een eiland, een rivier of een meer is. Wat wij de Mediterranee noemen, is voor hen de Mediterranean Sea. Britten zijn een beetje dommig. Stel je voor dat wij Terschelling zouden verlengen met Eiland. De Rijn is plotseling Rivier de Rijn. En de A1 wordt zomaar Geastfalteerde Snelweg de A1. De verkeersinformatie “will never be the same”...

Er is een verzachtende omstandigheid. Een tijdje geleden vertelde ik hoe één iemand een hele vallei naar zijn naam zette. Julius Haast heeft wat dat betreft heel wat uit te leggen, de arrogante blaaskaak. Als je dan geen onderscheid maakt tussen Haast Pass en Haast River, krijg je rare situaties als iemand probeert de verkeerde van de twee te raften.

Mooi P1017083

Ik schrijf een beetje om de hete brei heen. Er gebeurt weinig tijdens mij rit naar Cromwell. Ik zou af kunnen slaan naar Bendigo (zou ik moeten doen, want het is een klein spookdorpje uit de tijd van de goudmijnen), maar ik kan me er niet toe zetten. Deze ene keer weet het gravel me niet te verleiden en ik fiets door. Ik praat een tijdje met een medefietser die richting Mount Cook rijdt. Hij is typisch een vrije fietser. Als er ergens gratis gecampeerd kan worden, dan doen we dat. Ik ben zelf een luxebeest die graag een matras onder zijn kont en een dekbed over zijn pens heeft. Dat er naast me iemand ligt te snurken, maakt me niets uit. Daar heb ik watten voor. Ik zeg niet in wiens en welke opening die gaan...

Het is eigenlijk een kalme en eindeloze dag, die aan elkaar wordt gehaakt door zon, gras en de verre lijn van de horizon. Ik kom vroeg aan in Cromwell en regel mijn kamer. Ik val in slaap, waardoor de uren me net zo makkelijk ontvliegen als ik ze gespaard had. Ik ontwaak pas als een meisje mijn kamer binnenkomt. 

Mooi P1017084

Het was niet de bedoeling, we hebben allebei een kamer voor één persoon geregeld. Ze slaapt in de kamer naast mij, maar even is er contact. Ik leen haar mijn adapter uit om haar telefoon op te laden. Ik krijg hem terg als ik terug ben van boodschappen doen. Verder zie ik haar niet meer. Het lijkt zo onbetekenend, maar ik heb dat menselijke contact nodig. Het hoeft tot niets te leiden, geen intimiteit, geen vriendschap. Een glimlach is genoeg. 

Ik ben nauwelijks onderweg (heb net twee sinaasappels en wat pruimen gekocht) als mijn band leegloopt (luchtdiaree). Er lijkt geen groter drama dan een lege band voor een fietser. Een gebroken frame, versleten remmen, gestolen wielen, ze wegen niet op tegen het gemis van lucht in mijn banden. De onmacht als het niets je tegenhoudt is onverteerbaar...

Ik heb nooit eerder een band geplakt van mijn Santos. Het is een heilige fiets en dus mag niet zomaar iedereen aan z’n banden zitten. Ik weet natuurlijk best hoe het moet, maar tot op heden bracht ik ‘m naar de fietsenmaker. Die keek me vervolgens meelijwekkend aan. Wie heeft er nou zo’n stoere fiets en kan niet eens een bandje plakken? 

Ik zet de fiets ondersteboven en haal mijn nooit eerder gebruikte bandenlichters uit hun tot nu toe ongeopende verpakking. Ik zet ze tussen de voorheen maagdelijke ruimte tussen band en velg en wrik de buitenband los van de velg. Het duurt even, maar ook de kop van de tweede lichter verdwijnt in de tot voor kort onbedorven opening. Langzaam trek ik de band los van de velg, wetend dat het contact tussen beiden nooit meer hetzelfde zal zijn. 

Ik haal de binnenband uit de velg en pomp ‘m op. Het water uit mijn fles vloeit over de band, maar uit niets blijkt een lek. Ik zou belletjes verwachten, een stroom ervan om het lek te verraden. Maar de band blijft stil. Ik stop de band terug en pomp ‘m weer op. Tussen de voortdaverende vrachtwagens door denk ik een gesis te horen en ik haal de band er nogmaals uit. Ik laat het ventiel zitten, want het zou wel erg toevallig zijn als het lek daar zou zitten. 

Weer weet ik het lek niet te vinden. Is het dan misschien het ventiel zelf? Ik begin mezelf er inmiddels bij neer te leggen dat ik vandaag Queenstown niet zal halen. Het ventiel moet er nu ook maar uit. Voorzichtig duw ik het ding door het gat dat ervoor in de velg is geboord. De hele band hangt nu los over het frame, als een zielige overgave van mijn plannen om ooit per fiets an Picton naar Invercargill te fietsen. 

Ik pomp de band nog eenmaal op. Het water spoelt over het strak gespannen rubber. Eindelijk zie ik een lange lijn bubbels uit het rubber opstijgen. Daar is het, de verrader, de grote ontluchter! Ik droog de band af, probeer ‘m met wat zand op te ruwen en smeer de hele boel vol met solutie. Een vette plakker erop en het leed moet geleden zijn. 

Mooi P1017148

Het leed is geleden, al voel ik me de eerste meters nog een beetje onzeker. Ik ploeg mezelf Otira Gorge binnen en laat een mijnbouwmuseum links liggen. Ik heb genoeg tijd verloren met een gat in mijn band om mezelf druk te maken om een gat in de grond. En toch is het jammer. Zeven jaar geleden (ben ik de enige die dat gejammer over het verleden zat wordt?) reed ik er ook aan voorbij. Nou ja, ik zal mijn reden wel gehad hebben. Ik ben tenslotte niet uitgenodigd of zo. En dan nog: “an invitation is not an obligation...”

Je kunt merken dat dit een toeristische route is. Waar de Otira-rivier samen komt met Roaring Meg kolkt het water door een rotsige kloof heen. Raring Meg is een kreek die zo genoemd werd nadat twee dames zich door wat heren over de betreffende kreek lieten zetten. Een van de dames, Meg geheten, maakte nogal wat misbaar (bijbehorend woordgrapje is echt te flauw). Hierop werd de kreek Roaring Meg genoemd. Haar vriendin, Annie, was een stuk rustiger. Vandaar dat de volgende kreek Gentle Annie Creek heet. Fijn om te weten. 

P1017147

Een kleine waterkrachtcentrale gebruikt het geweld van het water om energie op te wekken. Er is een uitkijkpunt naast, van waar ik het spektakel gadesla (het slaan van uw gade is op zich niet aan te raden, maar dat doet nu even niet ter zake). Op de parkeerplaats staat een tentje met koffie. Ik haal er een hete chocolademelk, net wat ik nodig heb in de verzengende hitte. Zo’n koffietentje zul je aan de westkust niet tegenkomen, want daar drinkt men geen koffie in tentjes. 

Ook vandaag wijk ik af van de route van zeven jaar geleden. Toen sliep ik in Arrowtown, een klein historisch plaatsje 15 kilometer buiten Queenstown. Ik herinner me nog dat ik daar mijn fototoestel in melk te weken legde, wat geen goed idee was. Dit keer dus maar geen Arrowtown. 

Mooi P1017152

Mijn eerste blikken op Lake Wakatipu zijn om te huilen zo mooi. Ik ben soms de woorden kwijt om schoonheid te beschrijven. Elk nieuw landschap heeft zijn eigen schoonheid, maar niet zijn eigen woorden om die schoonheid te beschrijven. De naam zou genoeg moeten zijn. Meer van Diepe Schaduwen, Berg met de Witte Schouders, Rivier van de Vijftig Slangen. Het meer is zo diep dat er vele geheimen in schuil gaan en is gevuld met de tranen van duizenden verloren zielen. Haar oevers zijn de tenen van de heersers die haar omringen. Hun landen strekken zich uit tot ver achter de bergen. Die koningen en keizers heten de Remarkables, de Opmerkelijken. 

Mooi P1017157

Queenstown, de stad van de koningin, het Sodom en Gomorrah (ja, alle twee tegelijk) van NZ, hoofdstad van het avontuur en de plek waar je van alles af kunt springen. Het zal nooit mijn lievelingsstad worden (sinds kort bevindt mijn favoriete Queenstown zich in Tasmanië), maar het is niet erg er een dagje te zijn. Het hostel wordt gerund door een Nederlandse vrouw en ik voel me er al snel thuis. 

In Wanaka deed ik nog wat, maar Queenstown is voor mij een rustplek. Steffie, een Duits meisje met een positieve instelling, krijgt me zo ver om voor haar te koken. Ik vind het niet erg, ik kook liever voor een ander dan alleen maar voor mezelf. Alleen jammer dat de kruidenkaas van Boursin plotseling 15 dollar blijkt te kosten. En de pijnboompitten worden hier per stuk afgerekend. 

We kijken een film over magnolia’s en kikkers die uit de lucht vallen. Ik drapeer Steffie’s benen over mijn schoot als ze mijn plek probeert in te pikken. Het eten en het toetje smaken. De band van mijn voorwiel wordt netjes en voor maar 10 dollar vervangen. Alles netjes in een willekeurige volgorde. En verder even niets. Morgen vertrek ik met de stoomboot naar een boerderij aan de andere kant van het meer. Het laatste grote fietsavontuur gaat beginnen...

Foto’s